De Postelstraat, foutief ook wel eens Apostelstraat genoemd, dankt haar naam aan de abdij van Postel, gesticht in 1121 door Norbertus van Xanten. Dit nog steeds bestaande norbertijner klooster is gelegen in de Antwerpense Kempen, tegen de Nederlandse grens. Deze orde stichtte in 1258 een uithof in onze stad, aanvankelijk nog buiten de stadsommuring gesitueerd. Daartoe was de abdij in staat gesteld door Lambertus Sus, een vrijgevige Bossche poorter. Een uithof was een buitenpost van een abdij of klooster, van waaruit de landerijen werden beheerd die ze in de omgeving in eigendom had. Later groeide de uithof in ’s-Hertogenbosch uit tot een refugiehuis, dat in het pand Postelstraat nummer 16 gevestigd was. Een refugiehuis was een plaats waar kloosterlingen van buiten de stad in roerige perioden een veilig toevluchtsoord hadden. Ook op doorreis en bij het zaken doen ter plaatse hadden de kloosterlingen een tehuis om te overnachten en maaltijden te gebruiken. Geleidelijk werd het terrein vergroot en kwam er meer bebouwing op. Het niet meer bestaande Oude Waterstraatje leidde via een bruggetje over de Binnendieze ernaar toe. Abdij Postel was een belangrijke orde. Dat blijkt onder meer uit het gegeven dat meerdere kloosterlingen lid waren van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap (nu gevestigd Hinthamerstraat 94). GasthuizenIn de Postelstraat stond een van de vele gasthuizen die Den Bosch vroeger rijk was. Het werd op 20 oktober 1443 opgericht door Margriet Spijkers, begijn op het Klein Begijnhof. Het Begijnstraatje, een zijsteeg van de Postelstraat, herinnert nog aan dat begijnhof. Het gasthuisje bestond uit twee woninkjes die ‘vier godvruchtige vrouwen van een eerbare conversatie en goede levenswandel’ herbergden.CapucijnenIn 1614 verkocht de Postelse abdij haar bezittingen, die gelegen waren aan de straat die al in de middeleeuwen naar haar genoemd was. De koper was Goyaert van Engelant, een rijke Bosschenaar, die als weduwnaar priester was geworden. Hij haalde de paters capucijnen naar ’s-Hertogenbosch, die op het achterterrein hun kerk en klooster met 33 cellen bouwden. September 1629 moesten de paters de stad, na de inname door Frederik Hendrik, noodgedwongen verlaten. Het zijsteegje Capucijnenpoort, tussen | 5 |
Postelstraat 14 en 16, herinnert nog aan hun aanwezigheid. In 1739 kreeg het grote refugiehuis de naam Keizershof. In 1750, na uitbreiding tot aan het Lamstraatje, werd het Oud Keizershof genoemd. In die periode was het een logement en een uitspanning van de postwagens van de route ’s-Hertogenbosch - Maastricht, eigenaar Jacob Sassen. MariënburgkloosterIn 1857 kocht de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef (ook bekend als de zusters van het Gezelschap JMJ) het voormalige refugiehuis en inmiddels gesloopte Capucijnenklooster op. In 1822 in Amersfoort begonnen, vestigde deze zusterscongregatie (franciscanessen) zich 1840 in Engelen. Daar werd het eerste moederhuis opgericht, dat er nog steeds staat (‘het Hoge Huis aan de Dieze’). In 1841 betrekken de zusters een huis aan de Kerkstraat en verhuizen in 1857 naar de Postelstraat.De zusters legden zich toe op het geven van onderwijs aan arme kinderen, en op bejaarden- en gezondheidszorg. Met de opbrengsten uit een kostschool voor meisjes uit de hogere standen, kon de congregatie haar werkzaamheden financieren. Haar instituut wordt ‘Pédagogie Chrétienne’ genoemd. In 1898 vertrokken de eerste zusters naar de missie in Nederlands-Indië. Binnen tien jaar kopen de Zusters van JMJ alle terreinen tussen Postelstraat en Westwal op. In 1868 laten zij alle gebouwen afbreken. Op het vrijgekomen gebied laten zij hun klooster met kapel en hun scholen bouwen. Uit eerbied voor de naam van een vroeger bestaand, middeleeuws klooster, wordt het Mariënburg genoemd. Tussen 1897 en 1899 bouwt architect J.H. Groenendaal het neogotische convent. De hoofdingang wordt aan de Sint-Janssingel gesitueerd. OnderwijsIn omvang is het Mariënburgcomplex zo groot, dat de gehele administratie, het hoofdbestuur, moederhuis, noviciaat, de pas gestichte kweekschool en het internaat er in gevestigd kunnen worden. Vanaf 1900 wordt een aantal JMJ-scholen aan de Postelstraat en Berewoutstraat ondergebracht: een bijzondere meisjesschool, bewaarschool, handelsschool voor meisjes, lagere school, Montessorischool, muloschool, vakschool. In 1976 worden de gebouwen van JMJ afgebroken, in 1978 volgt archeologisch onderzoek. Aan de Postelstraat, tussen | 6 |
Capucijnenpoort en Lamstraatje, verrijst een appartementencomplex, met de naam Keizershof. Inmiddels hebben de franciscanessen het Mariënburgklooster verlaten; de laatste zusters zijn in 2016 vertrokken naar Huize Cunera in Heeswijk-Dinther. Het kloostergebouw is inmiddels deels omgebouwd tot appartementencomplex, deels is de universitaire opleiding Jheronimus Academy of Data Science (JADS) er gevestigd.Monumentale huizenDe Postelstraat kent vele monumentale huizen. Het huis Postelstraat 34 heet ’t Wit Lam, het zijsteegje Lamstraatje dankt er zijn naam aan. In 1566 werd ’t Wit Lam bewoond door beeldenstormer Embert Thulinc. Omstreeks 1600 was er een brouwerij in gevestigd. September 1988 werd het pand geregistreerd als gemeentelijk monument.Postelstraat 38-40 is een rijksmonument. In de trapgevel anno 1650 bevinden zich twee nissen met daarin krijgsmankoppen. De linkerkop stelt de Gallische vorst Ambiorix voor, de rechter diens veldheer Vercingetorix. Ze werden gemaakt als voorstudie voor het standbeeld van de eerste koning van de Eburonen, dat op de markt in Tongeren staat. In de top van de gevel zit een festoen, een stenen guirlande van bladeren, vruchten en bloemen. Bossche muntenEen bekend en aanzienlijk huis is Postelstraat 42, De Munt genaamd (rijksmonument). Op 18 juni 1578 kreeg ‘s-Hertogenbosch toestemming van koning Filips II om munten te mogen slaan. Het ging om klein geld, zoals oirkens, negenmannekens en penninxkens of moirkens. Later mochten ook munten van goud, zilver en koper vervaardigd worden, zoals gouden realen en Philippusdaalders. Het eerste munthuis was gevestigd in het Hof van Zevenbergen aan de Keizerstraat. In 1614 werd de Munt overgebracht naar Postelstraat 42, tot 16 november 1624 werden hier de Bossche (of liever Spaanse) munten geslagen, december 1626 werd het voorgoed gesloten. In de Stadsrekeningen kan men lezen, dat de gloeiend hete munten in de achterliggende Binnendieze werden gekoeld. Het voorhuis is van eind 15e eeuw, het achterhuis van 1527. Het heeft een laatgotische, geprofileerde, natuurstenen toegangspoort met ezelsboogrug waarop hogels en een kruisbloem zijn geplaatst. Op de binnenplaats bevindt zich een zeskantige spiltoren.SchuilkerkenDe Postelstraat heeft twee sluip- of schuilkerken gekend. Tussen 1629 en 1680 was op nummer 44, Het Wapen van Luik genaamd, een schuilkerk gevestigd. Het huis (nu rijksmonument) werd genoemd naar de bewoner Andries van Luik, een lakenkoopman uit Antwerpen. Postelstraat 46-48, Het Huys van Boxtel, herbergde een andere sluipkerk, bediend door paters minderbroeders. Het pand ontleent zijn naam aan een van de Heren van Boxtel, die er in 1430 eigenaar van werd. In 1555 ging de eigendom over naar Domicellus de Merode, Heer van Oirschot, waarna het huis enige tijd Huys van Oirschot heette. In 1681 wordt de oude brouwerij in het achterhuis van het Huys van Boxtel als schuilkerk in gebruik genomen. Men kon de kerk bereiken via een prachtige, kleine, hardstenen toegangspoort in de Uilenburg.SpookhuizenDe Postelstraat kent twee spookhuizen. Het pand Postelstraat 60-62 staat te boek als ‘een breed voorhuis met twee achterhuizen’, | 7 |
met daarnaast een poort of gang naar het achtergelegen erf. Het oudste deel van het complex is het linkerachterhuis dat van omstreeks 1470 is. Het voorhuis is iets jonger, maar dateert ongeveer uit dezelfde periode. Omstreeks 1570 werd het tweede huis toegevoegd, terwijl in de 18e eeuw door overwelving van de poortgang een ‘zijhuis’ is gecreëerd. In 1610 heette het pand Fierlanderpoort, genoemd naar rentmeester-generaal der Domeinen van Brabant Maarten Fierlandt. Circa 1750 stond het vermeld onder de naam ’t Groot Spookhuis. In 1876 werd het verbouwd tot IJkkantoor; tot 1931 was het hier gevestigd. Van 1933 tot 1992 zat hier de voor (oudere) Bosschenaren bekende ijzerwarenwinkel van handelsonderneming J.A. van den Berge. Postelstraat 64 wordt ’t Kleine Spookhuis genoemd. Op de zolderverdieping zijn nog enkele dakspanten te zien van het oude, vermoedelijk 14e-eeuwse huis. Deze spanten zijn uit één stuk, van kromgegroeide eikenhouten takken gemaakt met een omvang van ruim een meter. De kelders zijn overwelfd met bakstenen tongewelven. Er moeten nog voorkelders onder het pand en gedeeltelijk onder de straat zitten. Naar verluidt liep er een compleet gangenstelsel tot aan de Kruisbroedershof en het stadhuis. De voorkelders zijn lang geleden dichtgegooid. Vroeger was er tussen de beide ‘spookhuizen’ nog een steegje. Men gebruikte spankabels om de muren overeind te houden. Die zouden anders door het dak naar buiten gedrukt worden. Later is het steegje dichtgemaakt en werden de kabels overbodig. | 8 |
Bronnen | |
• | Bossche Encyclopedie |
• | Ed Hupkens, Bossche straten en stegen. De historische binnenstad in 180 doorkijkjes (2012) |
• | J.A.M. Roelands, Straat in Straat uit (1984) |